Hij had wel eens eerder in de beklaagdenbank gestaan, dokter Casparus Henricus Hermanides uit Noordwijk: in september 1918 kreeg hij er samen met dokter Hadriaan van Nes flink van langs, omdat beide geneesheren de roodvonkepidemie van die dagen ernstig hadden onderschat. Maar nu was het anders. In 1947 kreeg Casparus wederom op zijn falie, nu vanwege zijn lidmaatschap van de NSB en vanwege een paar andere keuzen die hij in bezettingstijd had gemaakt.

Hermanides bleek een hoop vergeten te zijn of niet meer te weten en zulke verschrikkelijke misdaden had hij toch ook weer niet begaan? Hij leek er tijdens de rechtszaak een beetje met zijn pet naar te gooien (“het zal allemaal wel waar zijn geweest….”) en in zeker opzicht had hij daarin gelijk in: de regionale tribunalen van na de oorlog waren niet gespeend van gewichtigdoenerij, wraakzucht en een overdosis kippendrift. En verder was Hermanides op dat moment al 74 jaar oud. Hij moet bij zichzelf gedacht hebben dat hij in zijn lange artsenpraktijk en al zijn maatschappelijke activiteiten in Noordwijk voldoende verdiensten had en dat zo’n rechter hem dát toch niet meer kon afnemen.

Hermanides werd uiteindelijk veroordeeld tot internering voor den tijd reeds in internering doorgebracht, ontzetting uit de kiesrechten, alsmede het verbod om als arts een praktijk uit te oefenen. Hij kreeg er ook nog eens een boete van 1500 gulden bovenop.

Ik stel me voor dat deze notabele grijsaard het allemaal schouderophalend heeft aanhoord. Het zal wel waar zijn geweest …………