De briefkaart ging in de zomer van 1898 van Noordwijk naar Bitsch, een stadje in het zuiden van Zwitserland in het Kanton Wallis. De kaart was uitgegeven door de Vereeniging Moed, Beleid en Trouw, de eretitels van de Militaire Willemsorde. De uitgave moest waarschijnlijk geld opleveren, want de Vereeniging was in eerste instantie bedoeld om juist dat te doen: geld inzamelen voor de weduwen en wezen van ridders van de Willemsorde. Want je kon wel dikwerf als held van het vaderland worden geëerd, maar het mocht niks kosten en dus was er particulier initiatief nodig voor tenminste enige vorm van weldadigheid. Bij leven werden de ridders zelf ook ondersteund door de vereniging, bijvoorbeeld bij het vinden van een maatschappelijke positie, nadat ze de militaire dienst verlaten hadden.

De geschiedenis van de vereeniging volgens de Wikipedia: “De weduwen en wezen van de ridders in de Militaire Willems-Orde ontvingen tot na de Tweede Wereldoorlog geen uitkering. In 1890 vestigde Charles Boissevain, de hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad, in zijn krant de aandacht op een schrijnend geval: hij vroeg om steun voor een weduwe en haar kinderen. Van de in 1885 opgerichte Vereeniging de Militaire Willems-Orde was niets terechtgekomen maar nu een invloedrijk man als Boissevain zich daarvoor inspande bleek opeens veel mogelijk. Op initiatief van Viceadmiraal Jhr. F. de Casembroot werd op 30 april 1890 in de Haagse Trèveszaal de Vereeniging onder de zinspreuk Moed, Beleid en Trouw opgericht. De vereniging vestigde zich in Amsterdam en haar statuten werden op 17 juli 1890 bij Koninklijk Besluit goedgekeurd. Koning Willem III der Nederlanden was de eerste beschermheer van de vereniging. Er kwamen afdelingen in Nederland en in Nederlands-Indië maar de vereniging had, zo schrijft van Zelm van Eldik, een “toch wat Haagse tint” omdat de bestuursleden in de residentie woonden. In 1930 vierde de vereniging haar 40-jarig bestaan maar sinds 1922 werd zij overvleugeld door de meer op Amsterdam gerichte Bond van ridders in de Militaire Willems-Orde beneden de rang van officier.”

Er waren overigens 4 briefkaarten uitgegeven, ieder met een andere afbeelding van iedere keer weer een andere kunstenaar. De hierboven afgebeelde versie met een tekening van Jozef Israëls. Maar er waren er ook met kunstwerken van Jacob Maris, Cornelis Bisschop en Hendrik Willem Mesdag:

De briefkaarten werden uitgegeven kort voor de inhuldiging van Wilhelmina als Koningin op 6 november 1898. Om ze aan de man (en de vrouw)  te brengen stuurde de Vereeniging onder meer deze wervende tekst aan de redactie van “De Militaire Spectator”, die het verhaal prompt in haar kolommen opnam: