
Ik vraag me af of Godfried Bomans nog steeds gelezen wordt en ik vrees van niet. Zijn humor zou tegenwoordig als ietwat oubollig worden weggezet en als je achter zijn humor verder leest stuit je eigenlijk op weinig literaire diepgang. Toch was ik een groot fan van hem, las ik alles wat los en vast zat (inclusief zijn toenmalige columns op de voorpagina van de zaterdagse Volkskrant ) en was ik ontzet toen ik in december 1971 hoorde van zijn dood.
Maar eigenlijk was mijn belangstelling voor Bomans toen al verdwenen. Hij werd wat zedeprekeriger aan het eind van zijn leven, vooral in NCRV-uitzendingen die aan hem werden opgehangen en ik kon daar maar moeilijk in mee. Na zijn dood schreef Harry Mulisch een monumentaal ‘in memoriam’ in de Haagse Post, zo monumentaal dat alles wat daarna kwam er eigenlijk niet meer toe deed. Alles was gezegd en de woorden van Mulisch vormden het slotakkoord.
Maar toch. En nog even: ik kom een wat apocrief – want weinig onderbouwd – verhaal tegen als zou Godfried Bomans in zijn tijd een regelmatige bezoeker zijn geweest van Café Thomas aan de Heilige Geestweg.
Het is sowieso raar dat een Ongelovige Thomas en een Heilige Geest zo dicht bij elkaar konden komen. Alsof het leven daar in Noordwijk één groot Pinksterverhaal is. Maar het lijkt me niet onmogelijk dat Bomans hier frequent kwam. En het lijkt me helemaal niet onmogelijk dat Bomans júist hier kwam vanwege die Ongelovige Thomas die op deze plek ten eeuwigen dage door de Heilige Geest wordt belaagd. Als erkend katholiek zou Bomans daarop als geen ander graag een borrel hebben genomen.