Het Centraal Genootschap voor Kinderherstellings- en Vakantiekolonies werd in 1905 opgericht om als een soort koepel te gaan fungeren over tal van private vakantiekolonies die aan het eind van de 19e eeuw al waren opgericht. Die kolonies waren vaak het initiatief van gegoede burgerij die – vanuit caritas of schuldbesef – ‘iets’ wilde doen voor ‘zwakke, bloedarme, klierachtige of bleekzuchtige kinderen’ van arme ouders uit de stedelijke achterbuurten. Op die manier kwamen onder het centraal Genootschap diverse huizen te hangen door het hele land, waaronder ook een huis in Noordwijk, vlakbij het oude tramstation aan de Oude Zeeweg. Een prachtige, statige villa, waarop de nogal ostentatief aangebrachte naamgeving “Centraal Genootschap – Kolonie Noordwijk” duidelijk misstond.
In het boek “Bleekneusjes: Vakantiekolonies in Nederland 1883-1970” beschrijven Addy Stoel e.a. ook de geschiedenis van het Centrale Genootschap. De kinderen konden er een paar weken per jaar frisse zon, fris licht en frisse lucht opdoen die in de stad (ook toen al) bijna niet meer voorradig waren, zeker niet in de arbeidersbuurten van waaruit de kids afkomstig waren.
Het Genootschap heeft nog tot 1970 bestaan Samen met andere, soortgelijke voorzieningen bood het Genootschap aan duizenden kinderen tussen de drie en veertien jaar de kans een beetje aan te sterken en hun bleekneuzerigheid tenminste een beetje de baas te worden met veel natuur en veel havermoutse pappen. Tijdens de hausse van deze `gezondheidsvacanties’, begin jaren vijftig, kregen jaarlijks 27.000 kinderen te maken met een regime van `rust, reinheid en regelmaat’, en van veel eten. In totaal hebben daar zo’n 800.000 kinderen naast meer weerstand ook `enige beschaving’ opgedaan.
Of ‘Kolonie Noordwijk’ het ook nog zo lang heeft uitgehouden weet ik niet. In mijn herinnering was het in de jaren vijftig al een normaal pension en wat er nu is (áls het er nog is) weet ik niet. Maar temidden van alle oude chic, van alle nieuw geld en alle rijkdom die dit gedeelte van Noordwijk aan Zee uitstraalde, moet het een verademing zijn geweest er ook een huis aan treffen vol met bezielde kwajongens en kwameisjes, kleine stadsratjes met lopende neuzen en een slechte hoest in de keel, doerakken die heel even de boel een heel klein beetje op stelten kwamen zetten. Daar kon ook Noordwijk alleen maar beter van worden.