Drie ‘exlibrissen’ in één familie: Albert Verwey en zijn zonen Gerlof en Jan hadden er allemaal ééntje voor hunnie zelf. En ze waren niet door de minsten gemaakt: dat van Albert was gemaakt door H.P. Berlage, dat van Jan door Leon Senf en dat van Gerlof door Anton Pieck.

Het exlibris van Jan Verwey spreekt wel een beetje voor zichzelf. Jan Verwey (1899-1981) was ornitholoog met een grote belangstelling voor vogeltrek en vogelgedrag. Hij was ook een vooraanstaand marien ecoloog. Hij is onder meer van 1931-‘65 directeur geweest van het Zoölogisch Station in Den Helder, thans het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ ) op Texel. De golven van de zee en daaroverheen scherende meeuwen waren dus bijna onontkoombaar in zijn geval.

Henk van Buul, groot verzamelaar van exlibrissen, gaf ooit tekst en uitleg bij de exlibrissen van Albert en Gerlof:

Het is zo goed als zeker dat de tekst op het exlibris van Albert Verwey van Albert zelf is (In de boeken mag men ‘t zoeken, in der minnen zal men ‘t vinnen). Deze heeft immers een analoog geformuleerde tekst bedacht voor het exlibris dat Anton Pieck in 1934 maakte voor Verwey’s zoon Gerlof. De tekst op dat boekmerk is aldus: “met getallen valt niet te mallen, maar wat ze bedoelen moet men gevoelen”. In beide teksten wordt eerst het rationele, objectieve element genoemd en vervolgens wordt het primaat gelegd bij het gevoelsleven en de liefde. Het exlibris van Albert toont een vissersschip, een z.g. bom. Dergelijke schuiten lagen in Noordwijk aan Zee, waar Verwey in zijn duinhuis Villa Nova woonde. De wit-zwart-wit achtergrond bij het schip toont in gestileerde vorm de 3 elementen aarde, water en lucht. In het Nederlands Architectuur Instituut te Rotterdam bevinden zich de schetsen voor het exlibris en aan de hand daarvan is goed te zien hoe de 3 elementen hun uiteindelijke grondvorm hebben gekregen.

De drie genoemde elementen komen ook terug in het exlibris van Gerlof. Bij hem ook de oude boeken die hij als historicus bestudeerde en ook de boeken die hij zelf schreef.

De Wikipedia schrijft over het fenomeen ‘exlibris’ het volgende:

Een ex libris (Latijn: uit de boeken; meervoud ‘ex librissen’ maar ook ‘ex libris'[1]) is een eigendomsmerkje dat in een boek wordt geplakt ter preventie van diefstal. Zo’n eigendomsmerk kan ook direct in het boek worden gestempeld of gestanst. Een ex libris toont vaak de woorden ex libris (dat wil zeggen ‘uit de boekencollectie van …’), de naam van de eigenaar van het boek en een figuratieve, emblematische afbeelding. Dat kan een familiewapen zijn, een monogram of een vrije voorstelling. De afbeelding is vaak sterk verbonden met de eigenaar. Soms vermeldt het ex libris een persoonlijke spreuk of motto. Het papier met het eigendomsmerk wordt voor in het boek geplakt (vaak in wat duurdere exemplaren, zoals bibliofiele uitgaven), meestal op het schutblad. Het ex libris kwam in opkomst korte tijd na de uitvinding van de boekdrukkunst rond 1455. De oudst bekende voorbeelden, die net als de boekdrukkunst zelf uit Duitsland stammen, dateren uit circa 1470-1480. In de zestiende eeuw drong het gedrukte boekmerk, met een afbeelding, een familiewapen of een naam overal in West-Europa door. Het verzamelen van boekmerken nam in de negentiende en twintigste eeuw een hoge vlucht, en daarmee ook de productie van ex libris, die gewoonlijk in opdracht werden gemaakt. Persoonsgebonden ex librissen vonden vooral in hogere sociale klassen ingang, omdat lang niet iedereen zich een privébibliotheek kon veroorloven. Ook in intellectuele kringen en met name in de academische wereld is het persoonsgebonden ex libris nog steeds in gebruik. Daarnaast bestaan er ook niet-persoonsgebonden eigendomsmerken met meer algemene afbeeldingen, niet zelden als stempel, waarbij met de hand de eigen naam kan worden bijgeschreven. Een veel voorkomende serie werd in de jaren veertig van de twintigste eeuw ontworpen door Anton Pieck.