
Ik lees in de wintereditie van De Blauwdotter, lijfblad van oud- én oude Noordwijkers een mooi verhaal van Bert van Duijn over professor Willem Nagel, alias J.B. Charles, die na de oorlog een tijd lang in Noordwijk heeft gewoond. Van Duijn refereert aan het feit dat één van Nagels/ Charles’ bekendste boeken (Volg het Spoor Terug) geschreven is ‘staande aan de bar van Het Zeepaardje van Jaap Exter aan de Grent.’ Het is een anekdote die ook door Charles zelf is opgetekend in zijn Herinneringen (in afleveringen gepubliceerd in het literair tijdschrift Maatstaf, na zijn dood gebundeld in In Frankrijk dacht ik aan mijn Vader). Binnen de anekdote gaat nog een andere anekdote schuil, die het in elk geval voor Noordwijkers óók waard is gememoreerd te worden:
Ik zelf heb Volg het Spoor Terug grotendeels in de kroeg geschreven, een deel in In de Vergulde Turk in Leiden, het merendeel staande aan de bar van het Zeepaardje van Jaap Exter in Noordwijk. In de tijd dat ik dat boek schreef was Frans de Munck een beroemde voetbalkeeper. Het toeval wilde dat Exter hem ooit op het strand van Noordwijk getraind had. Een portret uit de krant van keeper De Munck hing in de bar. Ik kreeg een literaire prijs en mijn foto uit de krant kwam daarna naast De Munck te hangen, want: ‘Verrek, dat is de man die dáár op dezelfde plaats altijd de hele avond stond te schrijven. Maar hij heet anders dan eronder staat,’ zei Jaap Exter volgens de kroeggenoten onder het ophangen van mijn foto.

De vraag die uit dit verhaal oprijst is naar de combinatie Jaap Exter/Frans de Munck. Nooit geweten dat Exter keeperstrainer is geweest of dat De Munck iets met Noordwijk heeft gehad. Iedereen die daar meer over weet, heeft wat mij betreft een interessant verhaal. Nog zo’n anekdote waaraan mooie aanvullende vragen (en hopelijk antwoorden) kunnen worden ontleend, dit keer over een zekere ‘meester Jan’ (Notaris Jan Punt?):
Er is zoveel onrecht. Ik zit bijvoorbeeld op een ochtend, op weg naar mijn werk, in de ijzeren tram van Noordwijk naar Leiden, het moet vijfentwintig jaar geleden zijn. De protestantse bevolking van Zee vult de tram bij vertrek al half, straks zal het roomse Noordwijk-Binnen dit vehikel stampvol maken. Wie komt daar zich nog net aan boord haasten? Meester Jan. Eden-hat en paraplu. Op weg naar zijn kantoor. Ik duik in mijn krant, omdat ik die wel even rustig wil lezen. Jan is een boeiende prater, maar hij onderhoudt een gesprek met je alsof de populatie van deze hele bollenstreek voorzover die ook in de tram zit, mee moet luisteren. Over de tijd dat hij matroos was, bij de Koninklijke Nederlandse Marine, over het musiceren van zijn vader, over Michiel de Ruyter. Over de laatste sprekend, kon hij een hoge stem en een brok in de keel krijgen. Zijn verhaal ging nooit over het vak. Kort en goed, ik weet dat ik hem teleurstel door hem daar in die drukte van de tram niet op te merken maar ik lees nou toevallig de krant en als ik dat doe, doe ik dat. Hij buigt zich ver voorover en leest over zes Noordwijkers heen met mij mee. Er staat in grote zwarte letters over drie kolommen: mis met de augurken. Een oogstbericht. Jan wijst met de punt van zijn paraplu over zes vrouwen en dochters van bollen-jongens heen naar deze headlines. Als ik het niet zie, tikt hij op mijn krant en roept geaffecteerd door de tram: ‘Die roomsen hebben ook altijd wat nieuws!’ Sedertdien had ík -niet hij!- in Noordwijk de naam anti-katholiek te zijn.
“De ‘ijzeren’ tram rijdt allang niet meer en volgens mij woonde Charles in de tijd dat hij dit schreef ook al niet meer in Noordwijk, maar aan de Oegstgeestse kant van de Warmonder-weg bij Leiden. Hij was toen nog steeds hoogleraar Criminologie aan de Rijksuniversiteit. Ik kwam hem vaak tegen op de faculteit, waar ik zo nu en dan aanschoof in de collegebanken, niet om de beginselen van de criminologie tot mij te nemen (ik studeerde politico-logie en die twee vakken moet je niet met elkaar vermengen), maar om te genieten van de intrigerende persoonlijkheid, die hij voor mij sowieso was vanwege zijn persoonlijke geschiedenis en geschriften. Veelal een kwieke oude heer die zich energiek door de universitaire gangen spoedde, een andere keer geheel in zichzelf gekeerd en traag voortbewegend, als hij blijkbaar weer in zijn dromen bezocht was door de helse demonen uit de Tweede Wereldoorlog. Ook daarover heeft hij menigmaal geschreven. In Hoe bereidt men een Ketter deed hij dat zo:
Toen was het mis. Ik vloog schuimbekkend tegen de muren op en ik riep om een mes, want ik vond het enige goede vervolg op de handeling een broodmes in de strot van deze godvergeten duitser. Schaam je! Riep zij die me liefheeft mij tot de orde, ga onmiddellijk naar buiten, heen en weer lopen, je bent gek! Ik was nog niet zo ver dat ik het niet verstandelijk kon beamen en ik trok mijn jas aan, maar ik greep ook mijn wandelstok uit het rek. En ik liep de Zuid-Boulevard op en neer. Het was donker en koud, maar niet koud genoeg voor mij, want ik sloeg kerels dood met mijn stok. En ik stak ze met de punt ervan –het was zo’n stok met het plaatje Echternach of zo erop- en in de winter is het hier erg verlaten, dus ik liep er soms een paar meter hard bij en ik grauwde van grrr, godverdomde rotzak, totdat ik dacht dat ik beter weer naar huis kon gaan en een bloeddrukverlagende pil nemen, wat ik deed, en ik nam er twee librium 5 bij en ik had desondanks een hele beroerde nacht.
Willem Nagel is in 1983 gestorven.
NB In 2011 verscheen de wat mij betreft lang verwachte biografie over Willem Nagel van de hand van de Leidse socioloog Cees Schuyt. Een monumentaal boek voor een monumentale man.

jaap exter was een van de oprichters vv noordwijk,was back in de eerste elftallen,waar mijn vader keepte,twee zusters van de munck hadden boetiek op de grent,hoorde ik,de munck kwam ik tegen bij de voetbal,noordwijk terrein,en was klant oranjebad,ook kan t wezen dat jaap exter relatie had,fam van de munck verhaal,alles kan je vragen john exter zon en zeebad,
Prachtig. Het Zeepaardje heb ik nog mooie foto’s van 1980
Kwam laatst in Maastricht fam…, Prins uit Noordwijk tegen. Op het terras de cafe de Pieter hebben wij heerlijk gelachen. Ab groet
Willem Nagel woonde begin jaren 50 in Noordwijk aan de Pickeweg . Daarna in Leiden aan de Rijnsburgerweg, vervolgens na een echtscheiding weer in Noordijk aan de Rembrandtweg en eindigde in Oegsgeest aan de Warmonderweg. De rit met de tram en de rustgbrengende wandeling langs de boulevard liggen enkele decennia uiteen.
Dank voor de precisering!