
Arthur Schnitzler (1862-1931) was aanvankelijk arts in zijn geboortestad Wenen, maar groeide al snel uit tot een vermaard schrijver van romans en toneelstukken. Daar zat veel controversieels tussen: Schnitzler schreef nogal openlijk over sexualiteit (zijn ‘Bekanntschaft’ met Freud zal daaraan niet vreemd zijn geweest) en politiek nam hij altijd stelling tegen het ook in Oostenrijk alom aanwezige anti-semitisme.
In 1907 overwoog hij – blijkens bewaard gebleven brieven – om zijn vriend Otto Brahm op te zoeken die in Noordwijk vakantie vierde, maar hij bedacht zich: “Noordwyk wäre eine allzu umständliche Sache.”
In mei 1925 was het dan wel zo ver: Schnitzler was te gast in Nederland bij Ilse Leembruggen-Von Lieben, een Weense die hij nog van vroeger kende en die nu met een Nederlandse zakenman was getrouwd. Eigenlijk had Schnitzler zich láten uitnodigen, omdat hij een oogje had op de ook in Nederland woonachtige Berthe Brevée.
Enfin, in een alleraardigst boekje van Hans Roelofs (“Man weiss eigentlich wenig von einander, Arthur Schnitzler und die Niederlande, 1895-1940”) heet het dan:

Alleen al dat woord: ‘auteln’, Hoe moet je dat vertalen: ‘autoën’ (ik auto, jij autoot)?
Af en Toe 340: Arthur Schnitzler

recent,zat ik een boek te lezen,over de titanic,je kwam op foto,s,deze zelfde pose en types tegen,toch wel optredend.