foto

Charlotte Dorothée barones van Pallandt stierf in Noordwijk op 30 juli 1997. Ze werd algemeen beschouwd als één van de belangrijkste Nederlandse beeldhouwsters van de twintigste eeuw. Ze behoorde tot de 2e generatie van de zogenaamde ‘Groep van de figuratieve abstractie’, kortweg ook ‘De Groep’ genoemd. Ze groeide op als een Haagsche stadsjoffer in een vooraanstaand, adelijk gezin. Zij ging niet naar school, maar werd thuis onderwezen door haar gouvernantes. Een ongezellige boel, volgens haar.

In 1918 werd het haar toch gegund om voor een half jaar schilderlessen te volgen bij Albert Roelofs, maar hoewel de familie niet gespeend was van enigerlei artisticiteit – er werd veel gemusiceerd in het adelijk huis – was een professionele loopbaan in de kunst, zeker voor een vrouw, uitgesloten. Na een keurige verloving van acht maanden trouwde zij in 1919 met de diplomaat Adolph graaf van Rechteren Limpurg (het adeldom was nooit ver weg). Het echtpaar vestigde zich in Bern waar de jonge graaf als attaché een baan had gevonden bij de Nederlandse ambassade. Na een huwelijk van ruim vier jaar hield ze het echter niet meer uit, pakte haar koffers, nam de trein naar Montreux en gooide onderweg haar trouwring met een ferme zwieper uit het treinraam.

Ik citeer lustig uit een artikel uit NRC-Handelsblad van 14 januari 1994, zij het hier en daar wat opgeleukt, en ga daar nog even en nóg lustiger mee door:

Van Pallandt kwam uiteindelijk met een schilderende vriend terecht op een goedkoop atelier in Parijs, waar ze de mooiste en meest inspirerende tijd van haar leven meemaakte. Gedurende een jaar werkte zij op de academie van André l’ Hote, een periode waarin ze vooral kubistische tekeningen maakte. Maar onder de mensen kwam ze niet veel, ze moest veel  inhalen – zei ze zelf – ‘want vroeger mocht ik niets.’  Omdat zij vond dat haar werk teveel op het werk van l’ Hote ging lijken, verbrak ze schriftelijk de relatie met haar  Parijse leermeester. Deze antwoordde per ommegaande en per brief en met de mededeling dat hij ‘niet wenste te antwoorden.’

Pas in 1927 begon Van Pallandt interesse in de beeldhouwkunst te ontwikkelen. Ze kreeg technisch les van onder andere Albert Termote en in 1930 maakte zij haar eerste tors in gips naar een zeventienjarig meisje. Het werd een prachtig sensueel beeld, maar het duurde 44 (!) jaar voordat het in brons wordt gegoten. Ze beschikte toen al over een atelier in Noordwijk, ergens in de hoek van de Gooweg en de Hoogweg. Tijdens de oorlog zat ze voornamelijk in Amsterdam, maar daarna kwam Noordwijk steeds dichterbij (vanaf 1967 bewoonde ze een flat aan de Beeklaan, maar werkte ze nog altijd in dat atelier, verscholen in het bos aan de Gooweg). Bij haar dood werd ze getypeerd als ‘de beeldhouwkunstige moeder des vaderlands’ en ‘de koningin van de Nederlandse beeldhouwkunst’

Het meest bekende beeld van Charlotte van Pallandt is ‘Wilhelmina’ geplaatst in Rotterdam en ook – tegenover Paleis Noordeinde – in Den Haag (wie er ook allemaal in de wereld plagieert: De Barones plagieerde ook zichzelf).  Mij is dat beeldje van ‘De Redder’ het liefst, dat in de helmstrook staat aan de Noordboulevard van Noordwijk. Het beeldje drukt ongelofelijk veel uit, maar misschien vooral het het gevoel dat ze na Den Haag, na Bern, na Parijs en na Amsterdam uiteindelijk toch het meest met Noordwijk vergroeid was.