fotoHet waren van die gelige ijscokarren waarmee de firma’s De Groko en De Punt hun ijsssalons in de Hoofdstraat wisten uit te breiden met mobiele filialen tot op de boulevard. De ijscoventers – het verhaal hoorde ik ooit van één van hen – moesten ’s morgens hun karren beijzen ergens in het achterland en dan op een holletje naar de boulevard.

Bottleneck ’s morgens en ’s avonds was de steile helling op De Grent, typisch een kluchie, zoals dat in Noordwijk wordt genoemd. ’s Morgens ging je naar beneden en moest je proberen om de kar met fabuleuze snelheid en reusachtige manouvreerkunst goed in de bocht te houden vlak voor het parkeerterrein. En als je dat had overleeft – en ook de brandende zon de hele dag op je bol – kon je ’s avonds weer proberen om de kar hetzelfde kluchie op te krijgen op het gevaar af dat je het hele bliksemse gevaarte over je heen kreeg als je niet hard genoeg duwde.

Tussentijds werden de karren bevoorraad door de chefs van Groko en Punt, ijsemmer achter op de brommer of de fiets, dat was al een stuk gemakkelijker. Maar wat ons betreft was het allemaal volstrekt tevergeefs: wij liepen naar Jamin, waar ze veel lekkerder ijs verkochten. Voor een dubbeltje. In een wit papiertje. En daar hoefden we geen kluchie voor op of af.