Over Jakobus van der Valk weten wij niet veel, behalve dan dat hij een uitgebreid loflied schreef over de heerlijkheid Noordwijk. Dat gedicht werd gepubliceerd in 1748 bij uitgeverij Johannes Delbeek uit de Ketelboetersteeg in Leiden (die steeg is er nog steeds: tussen Breestraat en Langebrug). Veel langer na 1748 werd door enkele nijvere Noordwijkvorsers een mooie herdruk van dit werk uitgegeven, maar dit was het origineel. Wordt binnenkort geveild bij Zwiggelaar Veilingen in Amsterdam. Inzet €150, geschatte opbrengst €300.

In het “Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters” uit 1824 van schreef ene P. G. Witsen Geysbeek is de volgende tekst:

Valk (Jakobus van der) leverde in 1748 eene gerijmde topographie van de heerlijkheid Noordwijk, onder den titel van Noordwyksche Arkadia. Wegens de belangrijkheid van dit werkje zoowel als van deszelfs dichtstijl kan men oordeelen uit het volgende staaltje:

Hoe tierig ziet deez’ kudde schapen

Er uit! De kinders, die hier staan,

Hoe glad, hoe vet, hoe welgedaan

Zyn zy! – –

Hier moet gy weten,

Gaan zy ter school. De roede en plak

Des meesters, meesterlyk met oordeel

Ter tucht gebruikt, spoort hen dus aan

m braaf in ’t leeren voort te gaan