
De eerste uitgave van ‘Noordwijksche Arkadia’, een ode aan Noordwijk in dichtvorm. We schrijven 1748. De dichter was Jakobus van der Valk en de uitgever Johannes Delbeek uit Leiden (uit de Ketelboetersteeg, een zijstraatje van de Breestraat).
Deze literatuur wordt ergens ‘topografische poëzie’ genoemd. Ook mooi. ‘Noordwijksche Arkadia’ werd bij gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de badplaats Noordwijk in 1966 in facsimile heruitgegeven. Die uitgave is tweedehands nog volop beschikbaar, goedkoper ook dan de paar honderd euro die een eerste druk zal opbrengen.
Aanrader sowieso: erg leuk om te lezen en op onderdelen nog zeer herkenbaar. Jakobus wandelt door het dorp en bij alles wat hem opvalt dicht hij een paar regels, zoals hier, als hij bij een schooltje een paar kinderen tegenkomt:
Hoe tierig ziet deez’ kudde schapen
Er uit! De kinders, die hier staan,
Hoe glad, hoe vet, hoe welgedaan
Zyn zy! – –
Hier moet gy weten,
Gaan zy ter school. De roede en plak
Des meesters, meesterlyk met oordeel
Ter tucht gebruikt, spoort hen dus aan
Om braaf in ’t leeren voort te gaan
