
Een kaart van Pension Panorama uit de tijd dat je ‘telephoon’ nog schreef met ‘ph’ en een nummer niet meer dan 3 cijfers had.
Dat ‘telephoon’ met ‘ph’ blijft wel intrigerend, want waar komt dat nu helemaal vandaan? Dat je ‘ph’ uitspreekt als ‘f’, zoals ook bij ‘Philips’ en bij “philharmonisch orkest” en bij “philatelie”? In de Opperlandse Taal- en Letterkunde van Hugo Brandt Corstius wordt een gedicht geciteerd (of is door hem zelf gemaakt), waarin alle ‘ph’s’ die hij tegenkomt vervangen worden door een ‘f’. En dan krijg je dit soort woorden:
stoephoer – stoefoer
ophaalbrug – ofaalbrug
Schiphol – Schifol
ophoesten -ofoesten
kruiphoogte – kruifoogte
werphengel – werfengel
dopheide- dofeide
kaphout – kafout

Mooi! Doet me enken aan het volgende. Een oud-klasgenoot uit Den Haag was genaamd Stiphout.
Als hij in Frankrijk op vakantie ging werd hij steevast aangesproken met de naam Stifoe.