In het Leidsch Jaarboekje van 1950 lees ik dat een – overigens niet erg gangbare – bijnaam van Noordwijkers “Suikerijkonten” was. Die vermelding was – volgens betrokken Leienaren – op haar beurt weer afkomstig uit een boekje over de volkstaal in Katwijk aan Zee. Of all places.
“Suikerijkonten” stamt uit de veronderstelling dat Noordwijkers dusdanige liefhebbers waren van suiker (chicorei) “dat dit artikel veeleer dan koffie de pot vulde.” In dat verband heette Noordwijk in de Katwijkse volkstaal ook wel “Suikerijland.” Met een lange “ij”, dat weer wel.
Ik had er nog nooit van gehoord.


Dan moet ik toch gelijk denken aan het eeuwenoude spreekwoord: Beter een suikerijkont dan een zuurpruim of kniesoor.
never gehoord…wel dopelingen…was dopen koukie en kakie in koffie en thee,…
ze liepen in het dorp van slob naar slob van de langedam naar de olieburg en van kabeljauw steeg naar exterslob…met hun vismanden zeulend door en langs de zoutketen waar het zout uit de een steense muurtjes sloeg in het keun van de zeug en heug en meug verlangend met droge keel en gesprongen lippen naar een half kannetje gestookt door harteveld het liefst of een plat luisje om de lucht die droog op je strot sloeg bij het breeuwen van de oude vergane planken van een bom die je naar de shetlands moest brengen en je kloten naar de kelder hielp voor gods vertrouwen en en reder die verzekerd was.ammoniak lucht steeg op uit de scheef gezakte bokkum rokerijen en de wind liet de speet schommelen bij trekkende en tochtende winden en de koppelingen vielen ten prooi voor het volk van achter de mast haveloos op klompen met ijzerdraad en gekleed in lompen.oude gemummificeerde lichamen verteerd door reuma en bronchitis trotseren de kou voor een hap vreten bij de heren boeren om de vergeten aardappelen van de velden te sjacheren en de lange weg naar onder het duin om de status van het dorp de oude sprot te ronselen om het vege lijf te redden en de volgende dag te halen een baby huilt in lompen gewikkeld en begin de overleving- strijd in het tranen dal dat plengt het vocht van verdriet en zijn hulpeloosheid van de eenzijdigheid van een soort in de bloedline waar het al vast ligt in de tijd waar deze tijd zijn vergeten overvolle weeshuizen en rijen gewonden uit de loopgraven blinde van het gas en kreupele van de mortier granaten,wapens zijn om te vernietigen ze maken ze nog steeds angst aangrijpend maar het gebeurt het lot beschikt de communnards de protesten de redenaars en de corners van retrorieken en causerieën de lentes aan randen van de zee een paard in galop de zon komt op,…een oud gerimpeld vissers vrouwtje verwelkomt de nieuwe tijd,…ze,heeft een pannetje soep in haar handen,…ze,tuurt de oneindigheid van de zee af,…ze is weer alleen …ze zijn verzopen,….