Op de foto is de A619 ter hoogte van Oegstgeest onderweg naar Noordwijk. De wagenvoerder heeft geluk: het regent niet. Als het wel zou regenen, zou hij zijn ruitenwisser aan moeten zetten en is het bal. Want wát voor ruitenwisser: een ingenieus instrument dat helemaal rond kon draaien en in de viezigheid op de ramen een mooi cirkel maakte. Maar ook: een stukje rubber dat de wagenvoerder vrijwel continue een rad voor ogen zou draaien om tenminste een beetje zicht te houden op de buitenwereld.
Stel dat je in een hoosbui van Leiden naar Noordwijk zou moeten rijden en het ding aan moest hebben gedurende de hele rit. Ik stel me voor dat je hoofd op den duur mee zou gaan draaien met het rubber. Tot aan Oegstgeest zou dat nog wel te verdragen zijn, in Rijnsburg zouden de nekkrampen al gaan opspelen en in De Klei zouden ook je ogen langzaam gaan ronddraaien in de kassen.
Als je in die situatie Noordwijk aan Zee al zou halen, zou er van jezelf niets meer over zijn: totaal verkrampte nekspieren, ogen die onderhand uit de kassen zouden zijn gerold en hersenen die bevangen zouden zijn van een totale kindsheid. Er zou niks méér van je over zijn dan een ‘suitable case for treatment’.
Geen arbo-bestendig instrument, die ruitenwisser.


Het ding doet me denken aan de slingerruiten die op schepen heel gewoon zijn.
t had iets magisch,toen je met je moeder naar de grote stad ging,je telde de viaducten,en ergens kwam van rechts een gele tram,uit een andere grote stad,van links achter een kerk vandaan,uit een vergeten dorpje schoot een schimmig klein trammetje met suicide snelheid voor langs,plots stond je op een groot station,op een groot veld stond de kermis te gillen,voor je lag de metropool,en rutecks kroketten lonkte,je dacht dat,en hoopte ook dat t feest bleef en je de kust nooit meer zag,maar ieder feest ging voorbij,en voor je t wist stond je weer voor duna deli,huiswaarts.