
Een regiment bestaat meestal uit verschillende bataljons. Het 40e Landweerbataljon maakte samen met het 27e in 1914 deel uit van het 3e Regiment Infanterie en kreeg de opdracht om de grenzen te bewaken tegen onverhoedse pogingen van de Duitsers om via Nederland België en Frankrijk aan te vallen.
Sergeant G.J. de Graaff zat bij dat 40e Landweerbataljon Infanterie. Waar De Graaff zich op dat moment in Nederland bevond, wordt niet helder uit de brief. “Veldpost van 28 september 1914”: het betekende dat de Duitsers al langs Nederland naar het Zuiden waren getrokken en waarschijnlijk niet zo snel meer terug zouden keren. Of dat het ‘buitenkansje’ is waarover De Graaff schrijft is niet duidelijk.
Zijn schrijfsel was gericht aan Zoetje van Malssen-Knook die geboren was in Standaardbuiten in 1877. Daar trouwde ze in februari 1901 met Dirk Nicolaas van Malssen uit Culemborg. De annalen vermelden verder dat ze op 28 februari 1908 in Noordwijk een zoon kregen, Pieter (ze kregen nog twee kinderen, maar Pieter komt nog terug). Na een verblijf bij de PTT in Weesp, was Van Malssen in Noordwijk aangesteld als commies-titulair bij de posterijen. Op enig moment wordt hij daar dan nog waarnemend chef van het postkantoor in Noordwijk-Binnen. Maar als er in 1926 een bijpostkantoor wordt geopend ‘op zee’ is hij er als de kippen bij om zich daar tot chef te laten benoemen.
Dirk was gemachtigde in het Kiescollege van de Nederlands-Hervormde Kerk in Noordwijk. Later ook ouderling, zat in de Scholencommissie en was secretaris van de Vereeniging voor Christelijk Volksonderwijs. Hij was kandidaat voor de gemeenteraad en maakte in ieder geval deel uit van de Christelijk-Historische Kiesvereeniging (ook op regionaal niveau). Kortom, Dirk Nicolaas van Malssen was niet alleen een zeer gerespecteerd burger, hij was ook een echte Noordwijker geworden. En net toen ieder dacht dat je zo’n man wel niet meer weg zou krijgen uit Noordwijk, werd hij op 1 februari 1930 benoemd tot Directeur van het Post-, Telegraaf- en Telefoonkantoor in Woudrichem.

Curieus is dan weer dat Dirk’s naam opeens weer opduikt in een bericht uit het Leidsch Dagblad van 20 april 1933: Het Hoofdbestuur der Vereeniging voor Christelijk Volksonderwijs heeft onzen stadgenoot, den heer D.N. van Malssen, benoemd tot inspecteur van Zuid-Holland.’ Dirk zegt de posterijen vaarwel en gaat zich helemaal richten op het christelijk volksonderwijs. In augustus van datzelfde jaar verhuist de hele familie nog eens een keer naar de Hoogmadescheweg in Leiderdorp en in 1940 gaan ze weer terug naar Leiden.
Op 16 oktober 1956 overlijdt Dirk Nicolaas. Zoetje, die al die tijd op de achtergrond gebleven is in dit verhaal, komt dan nog één keer naar voren met naam en toenaam in de rouwadvertentie. Vervolgens duikt ze nog op in de verhuisberichten van de gemeente Leiden: ze verhuist in 1956 – na de dood van haar man – naar Franeker, waar haar zoon Pieter, inmiddels dominee, beroepen is. In 1966 komt ze terug naar Leiden, waar ze gaat wonen aan de Lammenschansweg. Ze moet dan al 89 zijn geweest. Het is hetzelfde jaar waarin haar zoon Pieter wordt aangesteld tot dominee in het Academisch Ziekenhuis in Leiden. Hij komt met zijn familie naar Leiderdorp, waar hij geëmeriteerd en al in 2002 sterft, 93 jaar oud. Zoetje is dan ook al overleden, maar waar en wanneer kan ik nergens vinden.
Blijft de vraag wat er met die sergeant G.J. de Graaff aan de hand was en waarom hij in 1914 aan Zoetje zo nodig gewag moest maken van ‘een buitenkansje’.
Af en Toe 161: Zoetje

*
Overlijden van Zoetje Knook was op 16 januari 1974 te Leiderdorp.
Zie de link:…… http://leiden.courant.nu/index.php?page=0&mod=krantresultaat&q=soetje+knook&datering=&krant=&qt=paragraaf&pagina=&sort=datum+asc%2Ckrant+asc%2Cpagina+asc
@ Li-st: Dank!