In 1897 verscheen van de hand van Albert Verwey de bundel "Aarde" bij uitgeverij Scheltema en Holkema in Amsterdam. Het ontwerp voor de band van de  eerste druk was van de hand van ene "Wenckebach". Ik gok op Ludwig Willem Reymert Wenckebach, een oom van Ludwig Oswald Wenckebach, die later nog kort in Noordwijk zou wonen en o.m. de kop van Albert Verwey zou boetseren, waarvan een afgietsel is geplaatst tegenover de plek waar Verwey ooit woonde. Deze Ludwig Willem Reymert ontwierp wel meer boekbanden, o.m. ook de eerste druk van"Couperus’ "Eline Vere" ("Kut met peren" voegde Mensje van Keulen daar altijd wat ongezeggelijk, maar niet onterecht aan toe).   
 
Eén gedicht uit die bundel van Verwey is mooi en toepasselijk voor een zomer in Noordwijk, "Baders Hartewens": 
 

Dwars door de tuinen
Van roos en ranken
Zich ’t pad te banen,
Dan door de lanen
Van zand en dennen
Vluchtig te rennen
Tot waar de kruinen
Van hoge duinen
In ’t blauwe blanken
En zo te naderen
Met zwellende aderen
In laatste loop
De harde golven
En, overdolven,
Hun koele doop.