Meinoud Marinus Rost van Tonningen (1894-1945) was misschien nog wel een fanatieker lid van de Nationaal-Socialistische Beweging dan de Grote Leider Anton Mussert zelve. Hij was in ieder geval kwa afkomst en intellectuele bagage veruit de meerdere van diezelfde Mussert. En toch was Rost eigenlijk een klein mannetje. Twistziek en onverdraagzaam, schreef men over hem, een lage antisemiet.  
 
Hij bracht het tot parlementariër en in de oorlog tot president van de Nederlandsche Bank, maar voelde zich niet te goed om tegen het einde van die oorlog als Hauptsturmführer dienst te nemen bij de  SS om daar in de laatste schermutselingen nog tegen zij eigen schaduw te vechten. Het was al te laat: hij werd gearresteerd, maar kwam al in juni 1945 om het leven in de Scheveningse gevangenis (moord? zelfmoord?).
 
Hij had aanvankelijk nog wel zo’n aardig gesternte boven zijn hoofd hangen: hooggeachte ouders uit het militair- en adeldom, rechtenstudie in Leiden en al snel een prachtige baan bij de Volkenbond in Wenen. Misschien dat hij in het aanrollende nazidom andere carrièrekansen zag of misschien – nog erger – gelóófde hij er allemaal echt in. Ik vrees dat dat laatste uiteindelijk wel de doorslag bij hem gegeven heeft.
 
Meinoud  Rost van Tonningen creëerde zo de zwarte nacht, waarin hij uiteindelijk zelf ten onder ging. Had hij zich toen in Wenen nog maar eens extra achter de oren gekrabd. Of eerder, bij zijn afstuderen, toen hij blijkens bijgaand bericht uit de Nieuwe Leidsche Courant van 9 december 1921 nog gewoon heerlijk  in Noordwijk aan Zee woonde.