
Het was allemaal een beetje gekunsteld: die Nederlandse omgang met de Zuid-Afrikaanse geschiedenis, die toch ook een beetje Nederlandse geschiedenis was. Toen Nelson Mandela (eindelijk) werd vrijgelaten gingen er overal stemmen op om de ‘Zuid-Afrikaanse’ buurten in Nederland (‘Transvaal’) en straten als de ‘Paul Krugerstraat’ om te dopen in Nelson Mandelawijk of –laan. Dat soort verkrampte reflexen deden geen recht aan wat de geschiedenis ons nu eenmaal gebracht had (of wat wij de geschiedenis nu eenmaal hadden laten brengen).
De Voortrekkers waren zo’n volk dat de geschiedenis ons gebracht had. Blanke Zuid-Afrikaanse boeren, van sterke Nederlandse afkomst, die tussen 1830 en 1850 emigreerden uit de door de Britten geannexeerde Kaapkolonie naar het noorden in de zogenaamde Grote Trek. Grote leiders van dit boerenvolk waren Piet Retief (die met enkele volgelingen door de Zulu’s werd gedood) en Andries Pretorius. Andries wilde Piet wel wreken en deed dat in de slag bij de Ncomerivier. Die slag werd later, om redenen die zich laten raden, omgedoopt in ‘De Slag bij Bloedrivier”. We zitten ergens in 1838.
De Boeren stichtten verschillende boerenrepublieken in Zulu-gebied, Oranje-Vrijstaat was er één van. Tijdens de Grote Boerenoorlogen van rond 1900 was het echter afgelopen met deze deelrepublieken. Ze werden ingelijfd bij het Britse Rijk. Boerenleider Paul Kruger klopte nog bij de Nederlanders aan om hulp, maar dat was vergeefs, ook al werd hij nog wel enthousiast in Nederland ontvangen
De Voortrekkers trokken naar het noorden met hun ossenwagens, die zo typerend voor hen werden, dat het begrip ‘ossewa’ in de (blanke) geschiedenis van Zuid-Afrika een belangrijke symbolische plaats inneemt. Voor de zwarte bevolking is het eerder een symbool van ongebreidelde discriminatie en zware onderdrukking door de blanke bevolking. Het is een godswonder dat de zwarte bevolking van Zuid-Afrika – de Mandelianen om ze zo maar te noemen – het Voortrekkersmonument nog niet naar beneden hebben gehaald. Maar mischien bedachten ze wel dat ook dat monument – hoe wreed ook – onmisbaar deel uitmaakt ook van hun geschiedenis. Niks geen geschiedvervalsing of geschiedwegmoffeling achteraf.
Ik weet niet anders dan dat pension-hotel “Die Ossewa” daar altijd gestaan heeft aan de Duinweg in Noordwijk aan Zee. Het staat er nog steeds. Geen geschiedvervalsing, geen andere naam, niet afgebroken, niks niemandal. Ter ere van deze historische standvastigheid een in het Zuid-Afrikaans gestelde definitie van de ossenwagen:
Die waens wat die Voortrekkers gebruik het, het hulle oorsprong gehad uit 15de- en 16de-eeuse Hollandse en Duitse plaaswaens. Hierdie waens was relatief lig en is deur twee perde getrek. Die rowwe en ongelyke Suid-Afrikaanse terrein het geverg dat hierdie ontwerp aangepas word, sodat die wa sterker gemaak kon word. Hierdie aanpassing het behels dat die wa in afsonderlike dele gemaak is, wat onafhanklik kon beweeg en sodoende kon voorkom dat die wa breek wanneer dit oor ongelyke terrein beweeg. Die voordeel van hierdie ontwerp was dat die wa uitmekaar gehaal kon word en die dele afsonderlik teen steil berghellings afgedra kon word en weer aanmekaargesit kon word. Wanneer een deel van die wa breek, kon die boer hierdie deel vervang sonder dat die res van die wa in die slag bly. Die Voortrekkers het van osse gebruik gemaak in stede van perde, aangesien osse sterker as perde is en bestand teen die gevreesde perdesiekte was.
Nota bene: de enige geschiedvervalsing zit’m in de afgedrukte tekening, die suggereert dat ‘Die Ossewa’ frank en vrij alleen in het duin staat, met alleen een vuurtoren die het zicht op zee in de weg staat. Niets is minder waar: Die Ossewa heeft niets franks en vrijs, want tussen het hotel en de zee ligt een heel dorp. En het uitzicht – wél frank en vrij – is niet op zee, maar op Noordwijk-Binnen (voor echte Binders overigens een mooier panorama dan al dat grijze water aan de andere kant).
