Jan Verwey (1899-1981) was de zoon van de Grote Albert Verwey. Al van kinds af aan interesseerde hij zich voor de natuur, reden om er vaak op uit te trekken in de Noordwijkse duinen op zoek naar vooral gevleugeld gedierte. Hij studeerde biologie in Leiden en promoveerde er op een proefschrift naar protozoaan-se parasieten (coccidiosis) bij vogels. In 1927 vertrok hij naar Nederlandsch-Indie, waar hij aan de gang ging op het Instituut voor Zee-onderzoek in Tandjung Priok. Maar in 1931 was hij al weer terug om directeur te worden van het Nederlands Instituut voor Onderzoek naar de Zee (NIOZ) op het eiland Texel. Daar zou hij 34 jaar blijven totdat hij in 1965 met pensioen ging.
Jan Verwey was – zoals gezegd – ook een geïnteresseerd ornitholoog en sterke staaltjes van zijn kunne op dat vlak zijn terug te vinden in de notulen van de jaarvergaderingen van de Nederlandse Ornithologen Unie. Zoals de vergadering van 12 november 1921,waar Jan getuigde van zijn scherpe opmerkingsgaven én van de rijkdom van de Noordwijkse vogelwereld:
De Heer JAN VERWEY heeft bij Noordwijk broedend aangetroffen: Motacilla flava rayi (mannetje) x M. flava flava (vrouwtje). Het legsel, dat uit 6 eieren bestond, is niet uitgekomen. 9 September zag spreker een exemplaar van M. (lava thunbergi. In gezelschap van den Heer Brouwer nam spreker op 7 J uli een exemplaar van Motacilla alba lugubris waar, dat voerde. Het was gepaard met een vrouwtje van M. alba alba. Het nest werd niet gevonden. Na sterken NoW. wind trof spreker bij Noordwijk-binnen Rissa tridactyla aan en op 22 Juni een exemplaar van Fulma glacialis, de zesde zomervogel in ons land waargenomen. Het was een oud vrouwtje. Op 25 October spoelde een half vergaan exemplaar van Pufflnus pufflnus pufflnus aan, tegelijk met een jong mannetje van Stercorarius longicauda. Vermoedelijk zijn deze exemplaren ver van onze kusten verongelukt.
Of de puffinus puffinus puffinus en de fulma glacialis nog steeds bij Noordwijk kunnen waargenomen is mij onbekend. Wel bekend is dat Jan Verwey in Noordwijk nog voortleeft als naamgever van het plaatselijke natuurcentrum.

