"De toegang tot den spoorweg is verboden", dat wisten wij ook wel, maar we veinsden van niet. Wij gingen er altijd met de spijkerkisten vandoor van de timmerlieden van de firma Alkemade, links achter dat witte huisje op de voorgrond, zaaiden de spijkers uit over de rails en wachtten af tot er weer een tram voorbij kwam. We hadden visioenen van grootse ontsporingen, maar in werkelijkheid bulderden de Boedapester trams zonder krimp over het spijkerbed heen. De spijkers konden vervolgens een paar minuten niet met blote kinderhand worden opgepakt, zo heet werden ze.
Af en toe ging de boze vuist van de trambestuurder omhoog naar die jongens in de berm. Één keer stopte de tram en dreigde de machinist ons achterna te komen, ook wel wetend dat hij dat van zijn levensdagen en vanwege de dienstregeling niet kon verantwoorden. En als je vis ging halen bij de visboer in de Tramsteeg liep je ook altijd langs ‘den spoorweg’.
Er was zoveel dat verboden was, maar alles mocht.

Heerlijk, die railsferen. En die machinist? Gelukkig is ie niet ontspoord (mag ik hopen)…