foto

Jaap Eden leefde van 1873 tot 1925 en in de jaren daartussen groeide hij uit tot misschien wel de grootste sportman die Nederland ooit heeft gekend. Verschillende keren wereldkampioen wielrennen én wereldkampioen schaatsen.  In 1893 behaalde hij op 19-jarige leeftijd zijn eerste wereldtitel op de schaatsin 1895 (Hamar) en 1896 (St.Petersburg) gevolgd door een 2e en 3e titel. Maar – ook toen al – was wielrennen veel lucratiever. Jaap koos niet voor het één of voor het ander: hij deed allebei tegelijk, ook wereldkampioen wielrennen worden: in 1894 werd hij wereldkampioen op de 10km en een jaar later op de sprint.

Jaap Eden moet ongelooflijk sterke benen hebben gehad, maar die benen konden de  weelde uiteindelijk toch niet dragen. Zijn wielergage bedroeg naar verluidt zo’n 40.000 gulden per jaar en daarvan zette Jaap graag de bloemetjes buiten, met name in Parijs. In 1915 zou hij er uiteindelijk mee kappen om vervolgens berooid “uit te bollen” naar zijn dood in 1925. Om zijn begrafenis te bekostigen moesten de nabestaanden zelfs zijn medailles en bekers verkopen.

In 1914 was het dus eigenlijk allemaal al een aflopende zaak, maar toch deed hij 40-jarige leeftijd nog een poging tot comeback, zij het op de tandem. In een interview met het Haarlemsch Dagblad van 7 maart 1914 was hij daarover nog hoopvol gestemd. Meestal zat hij achterop (zo ook op bijgaande foto) bij Jan Tulleken, die zeven keer kampioen van Nederland was geweest, drie keer op de weg en vier ker op de baan. Ze oefenden zich drie slagen in de rondte en reden onder meer van Noordwijk naar Haarlem. Ze reden 21,5 kilometer in een half uur op een tandem. Geen  slakkengang, maar grote successen konden ze er blijkens de verschenen statistieken niet mee boeken. Met respect voor deze twee grote sportmannen, maar Tullekens en Eden zullen dat zelf ook wel een beetje bevroed hebben toen ze met die tijd in Noordwijk kwamen aankakken.

Jan Tulleken is met fiets of tandem nooit wereldkampioen geworden en of hij op de schaats heeft gestaan is mij onbekend. Maar hij leefde wel verder en stierf pas in 1962, bijna 79 jaar oud.