dochter2

De boeken over Joop ter Heul waren volgens mij nog tot in de jaren zestig van de vorige eeuw populair. Bij meisjes wel te verstaan, want jongens lazen Arendsoog en Pim Pandoer, Pietje Bell en Kuifje.

De boeken over Joop ter Heul werden al tussen 1918 en 1925 geschreven door Cissy van Marxveldt en de reden waarom die boeken nog zo lang populair zouden blijven was misschien wel gelegen in het feit dat deze Joop werd neergezet als een bakvis waarin ieder meisje wel iets moest herkennen van zichzelf. En als niet, dan kwam één van Joops vriendinnen wel in aanmerking als voor- of spiegelbeeld. Joop ter Heul ging ook met haar tijd mee, nóg een reden waarom meisjes bij haar bleven ‘hangen’. Van brutale, spichtige en gevatte bakvis veranderde ze in een eerbaar echtgenote en keurige moeder van een zoon en een dochter. En over die kinderen gaan dan weer nieuwe boeken.

In Joop en haar Jongen gaan de ouders van Joop in Noordwijk wonen, vraag me niet waarom. En in Joop en haar Dochter gaat de dochter (ook Joop, maar nu “Van Dil” van achteren want Joop ter Heul is getrouwd met Leo van Dil), bij opa en oma in Noordwijk op bezoek. Niet tot grote vreugde zoals blijkt uit het fragment, waarin deze even eigenwijze als zorgeloze bakvis weigert om met de haar geschonken kousen te gaan rondlopen, blijkbaar in de veronderstelling dat ze in dat decadente Noordwijk wel zonder kan:

Maar de laatste dag schonk ik toch de kousen weg. En met onbekommerde, blote benen reisde ik af naar Noordwijk. Opa Heultje kwam mij halen. Hij zei: “Lieve kind, je gaat hoe langer hoe meer op je Moeder lijken.” Dat was zalig om te horen. Tot wij bij Oma kwamen, want Oma ter Heul zei meteen: “Heb jij geen kousen aan? Heb jij zo gereisd?” Ik zei: Ja, Oma, wij dragen nooit kousen op school.” “Ik wens, dat jij hier behoorlijk gekleed bent.” Ik wou nog over kriebelen praten, maar ik voelde mij slachtoffer, toen ze zei: “Jij gaat vanmiddag onmiddellijk kousen kopen. Foei, het is geen gezicht.”