foto"Pro Patria", de prachtige biografie van Lou Maas over Gerrit Kalff begint op bijna hilarische wijze:

"De luidruchtige wanorde die de dertien leden van het gezin Kalff omstreeks het midden van de negentiende eeuw in het perceel aan de Walstraat 40 te Zwolle creëerden, was monumentaal én, op de keper beschouwd, gespeend van luimige goedmoedigheid. Vader noch moeder wisten stand te houden tegen de vloedgolf kinderen die hen overspoelde. Uit het in 1845 gesloten huwelijk tussen de weinig bemiddelde kassier Gerrit Jurriaan Kalff (1818-1879) en Catharina Muller (1824-1904) werden in de eerste veertien jaar zes dochters en vijf zonen geboren. Vier jaar later volgde nog een zoon. Van al deze kinderen stierf er slechts één in de wieg. Het opgroeien van de overigen ging met zoveel stampij en frictie gepaard dat horen en zien zowel hen als het ouderpaar verging."

Het verhaal gaat in vele toonaarden verder, maar is toegespitst op zoon Gerrit, die op 30 juni 1856 geboren werd. Met behulp van aangetrouwde familie van moeders kant kon Gerrit zich langzamerhand toegang verschaffen tot de Leidse universiteit, waar hij Nederlands studeerde. Naast zijn studie moest hij in het onderhoud voorzien door allerlei lerarenbaantjes, maar in 1883 promoveerde hij met de lijvige dissertatie "Het lied in de Middeleeuwen" dat uiting gaf aan zijn al lang gekoesterde – en niet van nationalistische gevoelens gevrijwaarde belangstelling voor het Nederlandse lied.  

Hij ‘leed’ volgens zijn zoon aan ‘vaderlandsliefde en wetensdorst’  en zo was het: liefdevolle toewijding aan de wetenschap was bij Kalff nauw verbonden met een Potgieteriaans getint nationaal besef. De belangrijkste verdienste van Kalff zou uiteindelijk zijn dat hij literatuurgeschiedenis in bredere zin opvatte als cultuurgeschiedenis, waarbij ook aan sociale achtergronden aandacht moest worden besteed. Ik baseer me op de even aardige als puntige beschrijvingen die over hem zijn opgenomen in het Biografisch Woordenboek van Nederland

Hij was kort hoogleraar in Utrecht van 1896 tot 1902 toen hij benoemd werd tot hoogleraar in leiden. Daar schreef hij zijn magnus opus in zeven delen (ook wel de ‘Zeven Kalveren’ genoemd)  Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. In en om Leiden bekleedde hij diverse maatschappelijke functies. Van 1917 tot 1918 was hij rector magnificus van de Leidse Alma Mater.

In 1915 was Kalff met zijn gezin (hij was getrouwd met Johanna Momma en ze hadden 3 kinderen) in Noordwijk neergestreken, meer in het bijzonder in de Villa Liesbet die met het overlijden van Albert Verwey’s  schoonmoeder in vrije staat kon worden opgeleverd. Zo werden de collega’s uit Leiden buren van elkaar in Noordwijk. Sterker: Verwey werd huisbaas van Kalff. Ze kenden elkaar uit Leiden, dus de verhuizing van Kalff naar juist die plek zal niet toevallig geweest zijn. Net zo goed als de benoeming van Verwey in 1924 tot opvolger van Kalff in Leiden (Kalff stierf in 1923), hoewel daarover – ook in de biografie van Maas – nogal mistig wordt gedaan.

Kalff was overigens een groot wetenschapper, maar veel minder een bezielende ‘leraar’. Volgens sommige bronnen kon hij er niets van. Annie Romein-Verschoor, die nog colleges bij Kalff gevolgd had, schreef in haar autobiografie "Omzien in Verwondering":

"Misschien is het toch wel een beetje schokkend, te moeten verklaren, dat we van de colleges van Kalff over Nederlandse letterkunde helemaal niets opstaken. Er viel ook geen dictaat van te maken, hoogstens door een paar hele brave meisjes die letterlijk alles opschreven wat ze hoorden. Dus hielden Jan en ik, naast elkaar gezeten, ons bezig met elkaar een wisselbrief te schrijven, hetzij met verliefde praatjes, Hetzij niet commentaar op Kalffs trage monoloog of met een boter-melk-en-kaas-spelletje. Tot Kalff Jan eens een keer na college bij zich riep en zei, best te beseffen dat hij met de jongedame naast hem heel belangrijke dingen te bespreken had, maar dat toch… Ik weet niet of het tot hem doordrong dat in zulke gevallen altijd beide partijen een figuur slaan, maar in ieder geval volgden wij het college verder lijdzaam – of niet. Ook Kalff liet scripties maken. Het waren gezapige opstelletjes over zulke onderwerpen als de invloed van x op die of die stroming, ofwel andersom. Ik flanste een verhaaltje in elkaar met veel citaten over het kind in de middelnederlandse letterkunde, dat op advies van Kalff werd ingezonden naar het blad voor ernstige vrouwen Leven en Werken, waar het wel op zijn plaats was. De scripties werden in de docentenkamer in de Kloksteeg rondom het theelichtje met koekjes bediscussieerd, d.w.z. bij een slepende rondvraag maakten altijd dezelfde twee of drie mensen een korte opmerking, dan wees Kalff ten slotte op een uit het spoor geraakte beeldspraak of een paar germanismen, als hij niet al eerder met een schichtige blik op zijn horloge ontdekt had dat hij nog maar net de tram naar Noordwijk kon halen."

In augustus 1923 maakte Kalff met zijn vrouw nog een reis naar Zweden. Op de veerboot tussen Trelleborg en Sassnitzj werd Kalff zeeziek, kreeg en amnesie en vervolgens een hersenbloeding. Toen de boot aankwam in Sassnitzj was Gerrit Kalff al overleden. Hij werd onder grote belangstelling op 8 september begraven op de Algemene Begraafplaats in Noordwijk, een paar honderd meter van zijn huis. Zijn neef en collega Jacob Muller  herdacht hem aan het graf als

"kloek en eerlijk; oprecht en waar; zeer gesteld op eigen vrijheid en onafhankelijkheid, en geen inbreuk daarop duldende; wars van ledigen vormendienst, van traditie en conventie, van ijdel zelfbehagen; in zijn oordeel over anderen uit vrees voor overschatting, niet heel licht tot bewonderen geneigd; fier, ja ook wel eens hoog en koel, schijnend nog meer dan zijnd. Wie hem goed kenden, wisten wel dat, ondanks dat soms ietswat hooghartig voorkomen, zijn hart in den grond zacht en vriendelijk was."