
Als kind dacht ik altijd dat het ijs wel zou smaken naar het zuur van de rolmops en de slagroom wel zou ruiken naar een penetrante bokking. Andersom veronderstelde ik ook dat de braadharing wel eens een smaak van aardbeienijs zou kunnen nalaten en de gebakken schol naar vanille zou stinken. Ze stonden altijd bij elkaar, té dicht bij elkaar als je het mij vraagt: ijsboer De Groko en visboer Caspers.
Het zal wel losgelopen zijn, want kinderen aten hun ijsjes uitdrukkingsloos gemakkelijk op en hun vaders doken op de broodjes paling, de hollandsche nieuwe en de gebakken schol nebenbei. Duitse vaders laafden zich meestal aan de zogenoemde ‘Bratheringen’, een variant waar de gemiddelde Nederlander zich niet aan zou wagen. Maar Caspers draaide er zijn hand niet voor om en verkocht deze bewerkte diersoort gulzig aan de Teutoonse Nachbar.
De Groko had zijn thuisbasis vlakbij deze plek, op de kop van de Hoofdstraat. De Schrapper zat in Noordwijk-Binnen, in de Kerkstraat, maar liet zijn winkeltje daar eigenlijk al vrij vroeg voor wat het was: het succes en de rijkdom lagen Op Zee, zoals het een echte visboer ook betaamt!
