Moeder draagt haar mooiste jurk en heeft kokette schoenen aangetrokken, maar desondanks gaat ze met stevige pas. Het meisje kan haar nauwelijks bijhouden en moet af en toe een extra huppeltje maken. Het jongetje heeft stralend witte sokjes aan. Het moet wel zondag zijn. De late zomer, eind augustus, begin september, het heeft al een keer hard gewaaid, want er ligt flink wat zand opgestoven tegen de muur van Villa Seehorst . Links is het terras van Hotel Oranje – of Hotel Van Ruiten, zo werd het ook wel genoemd – nog leeg.
Het is vroeg, er zijn überhaupt nog weinig mensen op pad. De moeder en kinderen zijn niet op weg naar de kerk, daarvoor zijn te frivool gekleed. Misschien maken ze een ochtendwandeling met zijn drieën of gaan ze thee drinken op de "Oude Zeeweg" (zo wordt het hier nog op de ansichtkaart genoemd, later zou het "De Grent" gaan heten). Of ze zijn op weg naar het station, waar vader straks aankomt met de tram. Hij heeft de hele week hard gewerkt, terwijl eega en kroost de laatste zomerdagen doorbrengen aan zee en komt ze nu weer opzoeken. Misschien dat het huppeltje van het meisje daar vandaan komt, van blijdschap over het nakende weerzien met haar vader.
Het kan allemaal van alles zijn. Hotel Oranje is er niet meer. Villa Seehorst ook niet. Als je nu op diezelfde plek zou lopen wordt je van je witte sokjes gereden door een parkeerplek zoekende auto, waaraan je ook met kokette schoenen en een extra huppeltje niet meer kunt ontsnappen.
